Armworpen

Armworpen zijn een categorie van werptechnieken in het judo die draaien om het gebruik van de armen om de tegenstander uit balans te brengen en op de grond te werpen. Bij armworpen maakt de judoka gebruik van de grip op de arm van de tegenstander om controle te krijgen over hun bewegingen. Deze technieken vereisen precisie en timing, en ze kunnen zowel staand als in ne-waza (grondgevecht) worden toegepast. Armworpen laten zien hoe het begrijpen van de fysiologie en bewegingen van je tegenstander essentieel is in het judo, en ze vormen een belangrijk onderdeel van het repertoire van elke judoka.

Tai otoshi

Armpjedruk-worp

Tai otoshi, wat “lichaamsval” betekent in het Japans, is een van de vele werptechnieken in judo. Bij deze techniek draait de judoka om zijn eigen lichaam, plaatst een been voor het been van de tegenstander en brengt hem of haar uit balans, gevolgd door een snelle draai om de tegenstander op de grond te werpen. Tai otoshi vereist precisie, timing en balans en is een effectieve manier om de controle over een wedstrijd te nemen. Het is een geweldige aanvulling op het arsenaal van elke judoka en laat zien hoe subtiliteit en techniek kunnen overheersen in deze eeuwenoude krijgskunst.

Voorbereiding (kuzushi)
  1. Tori pakt uke (de valler) goed bij de mouw en kraag vast en trekt uke enigzins naar voren.
  2. Tori plaatst zijn elleboog aan de kraagkant in de zij van uke.
Positionering (tsukuri)
  1. Tori draait om en positioneert zich naast uke aan de kant waar hij uke bij de kraag vast heeft.
  2. Tori plaatst zijn voet met gestrekt been voor uke en zet zijn voet op de tenen stevig op de grond.
Worp (kake)
  1. Tori trekt uke hard aan de mouw in de richting van uke’s kleine teen. Tegelijkertijd duwt tori aan de kraagkant met zijn volledige onderarm stevig tegen de zij van uke.
  2. Op het moment dat uke over het been van tori heen valt trekt tori de mouw van uke stevig naar zich toe.
  3. Tori houdt de arm van uke stevig vast. Eventueel kan tori ook de kraag van uke vast blijven houden.