Oranje Band

De oranje band markeert een verdere groei in de judo-reis en omvat geavanceerdere technische vaardigheden. Voor het behalen van de oranje band wordt verwacht dat de judoka een reeks complexere worpen kan uitvoeren, zowel aan de rechter- als linkerkant. Daarnaast wordt van de judoka verwacht dat hij grondtechnieken beheerst en kan reageren op verschillende situaties.

Een belangrijk onderdeel van de oranje band-eisen is de beheersing van worpen vanuit beweging. Dit toont niet alleen technische vaardigheid, maar ook het vermogen om de worpen effectief toe te passen in een dynamische situatie. Daarnaast moet de judoka verder vertrouwd raken met complexere grondtechnieken, waarbij het beheersen van kanteltechnieken en ontsnappingen een cruciale rol speelt.

Voor judoka van 11 jaar en ouder omvat het eisenpakket voor de oranje band het demonstreren van armklemmen en verwurgingen. Dit weerspiegelt een dieper begrip van grondtechnieken en hun toepassingen in een competitieve context. Naast technische vaardigheden wordt van de judoka verwacht dat hij de filosofie van judo begrijpt en respecteert, waardoor de oranje band niet alleen een erkenning van technische bekwaamheid is, maar ook van groei op persoonlijk en mentaal gebied.

Groeten

Voor het bereiken van de oranje band is het niet alleen belangrijk dat de judoka technisch bekwaam is, maar ook dat hij respect en discipline in de judo-omgeving toont. Een essentieel onderdeel van de oranje band-eisen is het correct kunnen uitvoeren van zowel de staande als zittende groet, genaamd “rei.” Deze groet toont niet alleen respect voor de tradities en waarden van judo, maar toont ook aan dat de judoka bewust is van het belang van etiquette en respect in de dojo. Het correct uitvoeren van de groet is een teken van volwassenheid en betrokkenheid, wat een belangrijk aspect is van het behalen van de oranje band.

Valbreken

Voor het verkrijgen van de oranje band worden specifieke technische vaardigheden van de judoka verwacht. Een cruciale vaardigheid omvat het goed kunnen uitvoeren van diverse val- en roltechnieken. Dit omvat de zittende en staande achterwaartse val, waarbij de judoka leert hoe veilig op de grond te vallen. Het beheersen van de voorwaartse judorol toont vaardigheid in het omgaan met beweging en momentum.

Naast deze basisbewegingen wordt van de judoka verwacht dat hij de zijwaartse val aan beide kanten, links en rechts, goed kan uitvoeren. Daarnaast omvat het eisenpakket het tonen van vaardigheid in de voorwaartse en achterwaartse rol over een tegenstander op knieën en ellebogen. Deze technieken benadrukken de flexibiliteit, coördinatie en controle van de judoka.

Het beheersen van deze val- en roltechnieken is een belangrijk onderdeel van het judo-traject en toont niet alleen technische bekwaamheid, maar ook begrip van lichaamsbeweging en veiligheid op de mat.

Worpen

Het behalen van de oranje band vereist dat de judoka verder bouwt op zijn technische vaardigheden. Een belangrijk aspect is het kunnen uitvoeren van diverse worpen aan zowel de rechter- als linkerkant, terwijl de judoka in beweging is. Hierbij ligt de nadruk op de dynamiek en timing van de worp. Hoewel kennis van de Japanse benamingen nog niet vereist is, wordt van de judoka verwacht dat hij de worpen effectief kan uitvoeren.

Voor judoka van 11 jaar en ouder omvat het eisenpakket het demonstreren van offerworpen. Dit toont niet alleen technische bekwaamheid, maar ook durf en inzicht in complexere technieken. Deze worpen, waarbij de judoka zichzelf opzettelijk op de grond werpt om de tegenstander uit balans te brengen, vereisen strategische planning en vaardigheid in beweging.

Het behalen van de oranje band laat zien dat de judoka zijn technische vaardigheden verfijnt en zich verder ontwikkelt in de wereld van judo.

Beenworpen

de ashi barai
(voetveeg)
o soto gari
(grote buitenwaartse beenhaak)
hiza guruma
(muurtje-beenworp)
(kniewiel)

Heupworpen

o goshi
(hand-op-de-rug-worp)
koshi guruma
(hand-in-de-nek-worp)

Schouderworpen

ippon seoi nage
(spierballen-worp)

Offerworpen

11+
tomoe nage
(boogworp)

Grondtechnieken

Houdgrepen

kesa gatame
(autogordel-houdgreep)
yoko shiho gatame
(zijwaartse houdgreep)
(surfplank-houdgreep)
kami shiho gatame
(donkere-kamer-houdgreep)
inclusief variaties en bevrijdingen

Ne waza situaties

uke in bokhouding (twee technieken)
uke in bokhouding; tori eronder (twee technieken)

Verwurgingen

11+
kata juji jime
(eenzijdig gekruiste verwurging)
nami juji jime
(gekruiste verwurging)
hadaka jime
(naakte verwurging)

Armklemmen

15+
juji gatame
(gekruiste armklem)
ude garami
(gebogenarmklem)
ude gatame
(armcontrole)

Voor het bereiken van de oranje band wordt verwacht dat de judoka niet alleen technische vaardigheden beheerst, maar ook een dieper begrip heeft van grondtechnieken. Een essentiële vaardigheid is het kunnen uitvoeren van grondtechnieken vanuit een worp, wat laat zien dat de judoka naadloos kan overgaan van staand naar grondwerk.

Daarnaast moet de judoka controle over de tegenstander kunnen demonstreren bij houdgrepen, waarbij vasthoudendheid en beheersing een cruciale rol spelen. Bovendien wordt verwacht dat de judoka bij elke houdgreep variaties en bevrijdingen kan laten zien, wat getuigt van begrip van beweging en strategie op de grond.

Het eisenpakket voor de oranje band omvat ook het kunnen uitvoeren van vier kanteltechnieken. Twee hiervan worden uitgevoerd wanneer de tegenstander in een bokhouding zit, terwijl de andere twee worden gedemonstreerd wanneer tori op zijn rug ligt met uke tussen zijn benen in. Deze technieken benadrukken de veelzijdigheid en controle van de judoka op de grond.

Voor judoka van 11 jaar en ouder omvatten de eisen ook het demonstreren van armklemmen en verwurgingen. Dit weerspiegelt een dieper begrip van grondtechnieken en hun toepassingen. Het behalen van de oranje band toont niet alleen technische bekwaamheid, maar ook groei in begrip en strategie op de grond.