Zwarte Band

Het behalen van de zwarte band in judo vertegenwoordigt een opmerkelijke mijlpaal in de judocarrière van een individu. Deze hoogste onderscheiding vereist een uitgebreide kennis van zowel staande als grondtechnieken, evenals diepgaand inzicht in de principes en filosofieën van de sport.

Om de zwarte band te bereiken, moet de judoka een breed scala aan technieken kunnen uitvoeren, zowel rechts als links. De judoka wordt getest op hun vermogen om deze technieken vloeiend en met precisie uit te voeren, waarbij ze kunnen variëren en aanpassen aan verschillende situaties.

Naast technische vaardigheden wordt verwacht dat de judoka een diepgaand begrip heeft van de strategische aspecten van de sport. Dit omvat het vermogen om effectieve combinaties van technieken te maken en om te gaan met de bewegingen en reacties van de tegenstander.

De judoka moet ook de Japanse benamingen van de technieken kennen, wat getuigt van een dieper begrip van de tradities en terminologie van de sport.

Naast de technische aspecten van judo, wordt van de judoka verwacht dat ze een sterke beheersing hebben van randori (vrij oefenen) en kata (stijloefeningen). Deze aspecten demonstreren niet alleen technische bekwaamheid, maar ook de harmonie en wederzijds respect die in judo worden benadrukt.

Bovendien wordt van de judoka verwacht dat ze een diep begrip hebben van de principes van judo en de filosofie achter de sport, inclusief de concepten van maximale efficiëntie en wederzijds welzijn.

Het behalen van de zwarte band in judo vereist dus niet alleen technische bekwaamheid, maar ook een diepgaand begrip van de essentie van de sport. Het is een erkenning van jarenlange toewijding, training en groei als judoka, en markeert het begin van een nieuw hoofdstuk in de reis binnen de wereld van judo.

Kata

Voor het behalen van de eerste dan, de zwarte band, in judo, wordt van de judoka verwacht dat ze niet alleen uitmuntende technische vaardigheden in werptechnieken tonen, maar ook een diep begrip van de kata-demonstraties.

Een specifieke eis voor de eerste dan is het beheersen van de eerste drie series van het nage no kata of katame no kata. Dit zijn formele reeksen van bewegingen die de essentie van judo-technieken belichamen en diepgaand inzicht vereisen in zowel de technieken zelf als de principes achter de bewegingen.

Het nage no kata richt zich op werptechnieken en het begrip van balans en positionering. Het katame no kata daarentegen draait om grondtechnieken en controle over de tegenstander. Het beheersen van deze kata’s vereist niet alleen precisie en technische vaardigheden, maar ook een vermogen om met een partner te communiceren door middel van gechoreografeerde bewegingen.

Het kennen van de eerste drie series van een van deze kata’s laat zien dat de judoka niet alleen fysiek bekwaam is, maar ook een diepgaand begrip heeft van de traditionele aspecten van judo en de diepere principes die het begeleiden. Dit aspect van de zwarte band benadrukt niet alleen technische perfectie, maar ook respect voor de geschiedenis en de kunst van de sport.

Worpen

Voor degenen die de eerste dan, de zwarte band, willen behalen in judo, is een grondige beheersing van werptechnieken een essentieel onderdeel van het examen. Dit omvat niet alleen de fysieke uitvoering, maar ook een goed begrip van de bijbehorende Japanse nomenclatuur.

De judoka moet in staat zijn om alle vermelde worpen, zowel rechts als links, in beweging uit te voeren. Dit omvat ook het demonstreren van deze worpen in verschillende richtingen, wat aantoont dat de judoka een diepgaand begrip heeft van de technieken en hun toepasbaarheid.

Vanuit elke werpgroep (ashi-waza, goshi-waza, te-waza, sutemi-waza) wordt een beperkt aantal technieken gevraagd. De specifieke techniek wordt willekeurig bepaald door de examinator. Hierbij wordt van de judoka verwacht dat ze de technieken met precisie en effectiviteit kunnen uitvoeren. Hoeveel worpen er bij elk examen worden gevraagd staat bovenaan elke categorie.

Naast individuele worpen wordt van de judoka verwacht dat ze 3 combinaties (Renraku-waza/Renzoku-waza) en 3 overnames (Kaeshi-waza) kunnen uitvoeren. Deze combinaties en overnames worden uitgevoerd als reactie op blokkades, weerstand of ontsnappingen tijdens een geplande worp. Het is belangrijk dat de oorspronkelijke worp zo realistisch mogelijk wordt uitgevoerd, met een duidelijke balansverstoring of aanleiding die Tori’s reactie stimuleert.

Tijdens het examen kan de examinator vragen om bepaalde werptechnieken zowel links als rechts te demonstreren. Dit benadrukt de vereiste vaardigheid en veelzijdigheid van de judoka in het beheersen van deze technieken. Kortom, het bereiken van de eerste dan in judo vraagt niet alleen om technische bekwaamheid, maar ook om inzicht, aanpassingsvermogen en een goed begrip van de basisprincipes van de sport.

Beenworpen

6 worpen willekeurig door de examinator gekozen
de ashi barai
o soto gari
hiza guruma
o uchi gari
ko uchi gari
okuri ashi barai
o uchi barai
ko uchi gake
sasae tsurikomi ashi

Heupworpen

4 worpen willekeurig door de examinator gekozen
o goshi
koshi guruma
harai goshi
tsurikomi goshi
uchi mata
tsuri goshi
uke goshi
ushiro goshi

Schouder- en Armworpen

2 worpen willekeurig door de examinator gekozen
ippon seoi nage
morote seoi nage
tai otoshi
kata guruma

Offerworpen

2 worpen willekeurig door de examinator gekozen (2 ma sutemi en 2 yoko sutemi)
tomoe nage
sumi gaeshi
yoko tomoe nage
tani otoshi

Grondtechnieken

Houdgrepen

kesa gatame
yoko shiho gatame
kami shiho gatame
tate shiho gatame
inclusief variaties en bevrijdingen op alle houdgrepen

Ne waza situaties

uke in bokhouding
uke in bokhouding; tori eronder
passeertechniek
tori in bokhouding
uke op buik

Verwurgingen

kata juji jime
nami juji jime
hadaka jime
okuri eri jime
okuri eri jime
morote jime
kata ha jime
sankaku jime 3x

Armklemmen

juji gatame
ude garami
ude gatame
hiza gatame
waki gatame

Voor degenen die hun eerste dan, de zwarte band, in judo willen behalen, omvatten de vaardigheidseisen op het gebied van ne waza een grondige beheersing van technieken die vanuit verschillende basissituaties worden uitgevoerd. Deze technieken moeten worden gedemonstreerd vanuit basissituaties zoals vanuit nage-waza, uke rugligging (passeren), uke bokzit, uke buikligging, tori bokzit en tori rugligging.

Een gevarieerde uitvoering van deze technieken vanuit verschillende beginsituaties wordt verwacht, waarbij uke een actieve en realistische rol speelt. Als er echter onvoldoende variatie plaatsvindt, kan de examinator aanvullend vragen om oplossingen te demonstreren vanuit door de examinator aangewezen situaties. Dit benadrukt het vermogen van de judoka om hun technieken aan te passen aan verschillende scenario’s.

Daarnaast moet de judoka tijdens het ne waza-gedeelte bij houdgrepen controle over de tegenstander kunnen demonstreren. Bovendien wordt verwacht dat de judoka bij elke houdgreep een variatie en bevrijding kan uitvoeren, wat getuigt van een diepgaand begrip van deze technieken.

Hoewel de judoka niet alle Japanse benamingen van de technieken volledig hoeft te beheersen, wordt wel verwacht dat ze een redelijk begrip hebben van de terminologie. Kortom, het behalen van de eerste dan vereist niet alleen technische bekwaamheid, maar ook een goed inzicht in de dynamiek van grondgevechten en de vaardigheid om deze technieken aan te passen aan verschillende situaties.